Wat kwam eerst: de technische innovaties die een grotere lichtinval mogelijk maakten of de spirituele behoefte aan meer helderheid? De ingenieur of de filosoof? Het is de vraag van de kip en het ei.
Op het einde van de 12de eeuw ontstond in de ontluikende steden, aan de nieuw gestichte universiteiten, een nieuwe samenleving. Die nuanceerde meer en gaf meer ruimte aan het gevoel dan mogelijk was in de harde, relatief eenvoudige kloosterwereld, waarnaast ze een plaats opeiste. De religieuze programma’s bleven de kunstproductie overheersen, maar ernaast traden steeds meer burgerlijke elementen naar voren.
Homogeen was deze meer dan drie eeuwen durende periode beslist niet. Na de idealistische 13de eeuw kwam de geraffineerde, over-elegante 14de, die ongenadig gecoupeerd werd door 'de grote depressie'. De bevolking, gedecimeerd door pest en oorlogen, werd gehalveerd. Als reactie ontstond een onthutsend realisme dat bij de Vlaamse Primitieven en in het Italiaanse Quattrocento zijn weerslag kreeg.
Net zoals de reeks 'Romaanse kunst' is ook deze activiteit opgevat als een imaginaire rondreis doorheen Europa. Daarbij worden twintig hoogtepunten grondig belicht: van Chartres tot Bamberg, van Siena tot York, van Giotto tot Sluter. We geven telkens een diepere inkijk in een deelaspect of een subperiode van de gotiek om uiteindelijk tot een coherent totaalbeeld te komen. We richten ons op de kunst van de gotiek van heel West-Europa, met speciale aandacht voor de Nederlanden.